Groots denken, klein doen. Dat is hoe Amsterdam Vitaal & Gezond werkt. We zetten de stip op de horizon én gaan actief aan de slag. Voor de korte termijn met de uitvoeringsagenda en tegelijkertijd zetten we het perspectief op de middellange termijn: als we onze ambitie in 2040 willen bereiken, doen we dan nu de juiste dingen?
24 oktober 2025
Chronisch zieken

Interview Esther Damen | Rookvrij OLVG

“Stoptober is de vuurpijl in de nicotinevrije campagnevoering en ik zou het liefst hebben dat die nooit dooft.”

 

Binnen OLVG wordt al jaren gewerkt aan een nicotinevrije zorg. Dat gaat verder dan beleid alleen: het vraagt om cultuurverandering, samenwerking en vooral volhouden. In het teken van Stoptober vertelt Esther Damen, hoofd van het Patiënten Servicepunt en programmacoördinator Rookvrij, hoe OLVG stap voor stap toewerkt naar een nicotinevrije organisatie: van de eerste beleidsaanpassingen tot samenwerking met buurtteams. In dit interview deelt ze haar ervaringen over wat werkt, waar de grootste knelpunten liggen, en hoe belangrijk het is om niet alleen te handhaven, maar ook begrip te hebben. “We moeten mensen niet strakker, maar wármer begeleiden richting een nicotinevrij aanbod,” zegt ze.

 

Wie ben je en kun je iets meer vertellen over de rol die je hebt binnen OLVG?

Ik ben Esther Damen en ik ben hoofd van het Patiënten punt bij OLVG Oost. Dat betreft de ondersteuning van bezoekers bij niet-medische vragen en processen. Ik ben inmiddels 10 jaar in dienst bij OLVG, waarvan nu 6 jaar bij het Patiënten Servicepunt. Daarnaast heb ik sinds 2018 de rol van Programma Coördinator Rookvrij op mij genomen.

 

Hoe pak je zoiets aan?

Als zorginstellingen hebben we de kunst bij elkaar afgekeken. Samen met andere ziekenhuizen hebben we in 2018 een kennisnetwerk opgezet om te zien wat we moeten doen om nicotinevrij te worden. We hebben daar allerlei belanghebbenden binnen OLVG bij betrokken, zoals de ondernemingsraad, de raad van bestuur, de patiëntenraad en medewerkersgroepen. We hebben een projectgroep samengesteld van een brede vertegenwoordiging van medische en niet-medische medewerkers, communicatie en HR, en samen nagedacht over wat nou de eerste stappen moesten zijn.

 

Daaruit kwam naar voren dat het toenmalige beleid moest worden verrijkt. Dat beleid was erg gericht op het afstraffen van nicotinegebruik, terwijl we allemaal weten dat dat niet werkt. We hebben dat beleid daarom omgezet naar een positievere invalshoek, maar wél met de harde afspraak dat we niet roken of vapen op ons terrein. Dat geldt voor medewerkers, maar ook voor onze bezoekers en patiënten. Voor medewerkers geldt verder dat we geen nicotinegebruik accepteren tijdens werktijd en in dienstkleding. Het ging niet altijd even gemakkelijk, maar uiteindelijk hebben we een unaniem akkoord gekregen voor dit beleid. Ter implementatie hebben we alle toegestane rookplekken afgebroken en borden geplaatst die mensen vriendelijk bedanken voor het rookvrij houden van ons terrein. Vervolgens zijn we gaan samenwerken met SineFuma om stoptrainingen aan te bieden binnen onze organisatie voor de burgers van Amsterdam.

 

Ons beleid is gericht drie sporen: Medewerkers, patiënten en bezoekers, en daarnaast het verbinden van de curatieve en preventieve zorg. Bij dat laatste spoor ligt het meeste werk. Dat heeft te maken met dat we patiënten niet alleen aanraden om te stoppen met roken, dat snapt iedere roker, maar ook helpen om in actie te komen. Daarin hebben we steeds meer onderzoek tot onze beschikking vanuit het Trimbos Instituut. Door kennis uit te wisselen met andere zorginstellingen proberen we steeds beter de zorgketen te sluiten en te zorgen dat patiënten niet door de mazen van het net kunnen glippen, maar goed en warm begeleid worden.

 

Het is nu oktober en bij oktober hoort de Stoptober-campagne, die mensen helpt stoppen met nicotine binnen 28 dagen. Hoe past de Stoptober-campagne binnen de bredere ambitie van OLVG om een nicotinevrije organisatie te worden?

Enerzijds heel goed, want Stoptober is een bekend fenomeen, net zoals bijvoorbeeld de Rookvrije Generatie. Dat soort beeldmerken geven zichtbaarheid aan de ambitie om nicotinevrij te zijn. Aan de andere kant is de inzet voor nicotinevrij beleid in de zorg ook nog steeds belangrijk wanneer Stoptober voorbij is. Het is essentieel om het licht te schijnen op het stoppen met nicotine bij onze patiënten die door hun verslaving allerlei aandoeningen en ziektes ontwikkelen en daardoor bij ons terechtkomen. Binnen de zorg is de urgentie dus nog hoger dan in de algemene samenleving om te stoppen met roken. Stoptober is de vuurpijl in de nicotinevrije campagnevoering en ik zou het liefst hebben dat die nooit dooft. Tijdens de OLVG-brede weekstart besteden we ook aandacht aan Stoptober. Op die manier brengt zo’n campagne weer de aandacht naar dit beleid, want we merken dat het bij zorgverleners ook nog weleens naar de achtergrond zakt. Het moet consistent onder de aandacht worden gebracht. Voor ons is Stoptober dus niet zozeer erop gericht om de rokers zelf zover te krijgen, maar wel om de zorgverleners weer even alert te maken.

 

Samen met Buurtteam Amsterdam kijken jullie naar hoe het sociaal domein aan de tweede lijn gekoppeld kan worden op het onderwerp van nicotine. Wat maakt deze samenwerking een waardevolle aanvulling op wat jullie al doen in het ziekenhuis?

Dat heeft zijn grondslag in dat roken meestal niet een geïsoleerde leefstijl is. Vaak is de verslaving een uiting van andere zorgen. Wij zien dat een groot deel van de patiënten die bij ons binnenkomt óók hulp nodig heeft op andere terreinen dan alleen op het gebied van roken en daar komt onze samenwerking met het buurtteam van pas. Vaak zijn er bijvoorbeeld taalproblemen of financiële problemen. Door een sterkere, warmere verbinding aan te leggen tussen de zorg en de buurtteams hopen we bewoners ook te kunnen helpen met de problematiek die zich buiten de verslaving afspeelt. Dit is een poging om via het roken, als een relatief makkelijk afgebakend onderwerp, te kijken of we verder kunnen gaan in onze hulp.

 

Overigens organiseren wij dit vanuit onze vrijwilligersgroep en niet als een betaald loket, omdat dit deels leefstijlinterventie is en OLVG als organisatie is gericht op curatieve zorg. Ik denk dat de gemeenschap van vrijwilligers en vrijwilligersgroepen in de stad Amsterdam ook een keten is die aan elkaar geknoopt zou mogen worden, waardoor de hulp toegankelijker wordt voor degenen die dat het meest nodig hebben.

 

Tegen welke uitdagingen lopen jullie aan bij het realiseren van zo’n nicotinevrije werkomgeving en hoe gaan jullie daarmee om?

Soms voelt het alsof je Don Quichote bent die tegen de windmolens vecht. Toen wij in eerste instantie nicotinevrij werden, hebben we gemerkt dat degenen die het vermogen hadden om te stoppen, zoals veel gelegenheidsrokers, dat grotendeels ook hebben gedaan. Dat is een mooie opbrengst van het invoeren van dat beleid, maar wat we dan overhouden is de groep zwaar verslaafden. Die zijn een stuk hardnekkiger. De gemiddelde roker heeft 4 tot 5 stoppogingen nodig voordat het lukt, dus wij kijken nu naar hoe we die hardnekkige groep kunnen verleiden tot ander gedrag. Wat mij betreft gaan we niemand dwingen om te stoppen, maar voor die groep zijn ook de kleinere stappen, zoals geen nicotinegebruik in diensttijd of op OLVG-terrein, al best een uitdaging.

 

Door nieuwsgierig te zijn naar elkaar krijg je soms de mooiste gesprekken. Hoe ga je in gesprek met patiënten die hier met een rookgerelateerde aandoening komen en aangeven dat ze best weten dat dit een rookvrij terrein is, maar dat roken echt het minste van hun zorgen is? “Als ik mijn drugsverslaving heb bestreden, als ik maar geld had om andere dingen te doen, als het wat rustiger zou zijn in mijn leven, ja, dan heeft u een punt”. En wie ben ik om daarover te oordelen? Dat zijn de groepen die we nu moeten helpen. Niet strakker, maar wármere hulp richting dat nicotinevrije aanbod.

 

Wat wij nu ook zien, is de groep hardnekkige rokers die beweert dat ze “gelukkig zijn” met het roken. Dat is vaak omdat het ze af en toe een klein beetje demping van hun stress geeft en die het daarom moeilijk vinden om te stoppen. Dat is waar de grootste uitdaging ligt en daar hebben we iedereen bij nodig, dus ook de samenwerking met het buurtteam én een bewustere houding van onze zorgverleners. Uiteindelijk geeft iedere ex-roker die ik spreek toch aan: “ik ben bevrijd”.

 

Waar zijn jullie nu en hoever hoop je in de komende tijd te komen?

Bij onze eerste evaluatie in 2019 had ik al gezegd dat dit een project van de lange adem is. Als je groots nastreeft, zal er altijd een klein beetje een afzwakking zijn in het proces. We doelen op een geheel nicotinevrij Amsterdam in 2040 en realistisch gezien landen we dan tegen die tijd op een bijna nicotinevrij Amsterdam. De generatie boven de 40 die nu nog verslaafd is, is zo hardnekkig dat ik hoop dat degenen die het nog in zich hebben binnen de komende twee jaar stoppen met nicotine. Er blijft altijd een groep die we niet gaan kunnen helpen. Die zou alleen stoppen als de tabaksindustrie zou worden verboden. Een andere grote uitdaging zal zijn om jongeren van de nicotine, en dan ook vooral het vapen, af te houden.

 

De zorg van de toekomst staat of valt met een zo gezond mogelijke populatie en dus hoop ik dat we de komende paar jaar nog een groep van de wat oudere rokers kunnen afromen. Daar hebben we echte wetgeving voor nodig; niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. We moeten gaan samenwerken op Europees niveau om de tabaksindustrie te beperken en verbieden. We zijn druk bezig om stappen te zetten richting de ambitie om de Amsterdamse zorginstellingen nog in 2025 nicotinevrij te krijgen. De emancipatie van de niet-gebruiker is hierin zeer belangrijk, want we zijn in een hele grote meerderheid. Of die ambitie voor het eind van het jaar helemaal gerealiseerd gaat worden, durf ik niet te zeggen, maar we blijven de aandacht ervoor vragen.

 

Welke lessen of inzichten zou je willen meegeven aan andere zorginstellingen die ook stappen willen nemen richting een nicotinevrije omgeving?

Het is een ingewikkelde les, maar voordat je zo’n beleid invoert, moet er meer bottom-up draagvlak aanwezig zijn voor het stoppen met nicotine; dat we niet gebruiken tijdens onze diensten en dat daar in de afdelingen zelf al over gepraat wordt. Dat heeft namelijk effect op het elkaar durven aanspreken en dat is de allerbelangrijkste les die ik kan meegeven, samen met consistent handhaven. Als we inzetten op een nicotinevrije omgeving, heeft dat alleen maar effect als iedereen zich daar ook achter schaart. Mensen durven veel meer als iedereen weet wat de afspraken zijn; kortom, eigenlijk het afsluiten van een sociaal contract.